- De vermogensbelasting in box 3 voor sparen en beleggen blijft het kabinet Rutte juridische en financiële kopzorgen bezorgen.
- Het is twijfelachtig of het huidige fictieve rendement dat geldt voor overige bezittingen – zoals aandelen, obligaties en vastgoed – houdbaar is.
- Daarnaast moet het belastingtarief in box 3 mogelijk omhoog om financiële tegenvallers bij de opbrengst te dekken.
- Lees ook: Zo ontwijken ultrarijke miljonairs in Nederland de vermogensbelasting in box 3
De kritiek op de vermogensbelasting voor sparen en beleggen in box 3 heeft zich lange tijd gericht op de zogenoemde ‘spaartaks’: spaarrentes waren jarenlang extreem laag, terwijl de fiscus uitging van een fictief rendement dat spaargeld veel zwaarder belastte. Daar is inmiddels een oplossing voor gevonden, maar de vermogensbelasting in box 3 blijft problematisch.
Momenteel stuurt staatssecretaris Marnix van Rij van Fiscaliteit aan op een definitieve aanpassing van de vermogensbelasting in 2027. Idealiter zou er dan een heffing moeten komen op basis van daadwerkelijk gerealiseerde rendementen, maar het is nog steeds de vraag of dat praktisch haalbaar is.
Voorlopig blijft er een ’tussenregime’ van kracht. Daarbij kijkt de fiscus naar de daadwerkelijke hoeveelheid spaargeld en overige bezittingen. Voor beide categorieën geldt een apart fictief rendement. De veronderstelde opbrengst van spaargeld en beleggingen wordt in 2023 tegen 32 procent belast.
Voor het fictieve rendement op sparen is een redelijk oplossing gevonden door dit vrij nauw te laten aansluiten bij recente daadwerkelijke spaarrentes. Voor 2023 geldt bijvoorbeeld voorlopig een fictief rendement van 0,36 procent voor sparen en dit wordt begin 2024 definitief gemaakt.
Het probleem zit hem nu vooral bij het fictieve rendement op de overige beleggingen: dit is een mengelmoes van bijvoorbeeld beleggingen op de beurs zoals aandelen en obligaties, cryptobeleggingen, maar ook vastgoed dat in box 3 valt. Denk bij dit laatste aan een vakantiehuisje of een verhuurde woning.
De fiscus werkt hier met een fictief rendement waarbij een vrij willekeurige mix tussen aandelen, obligaties en vastgoed wordt verondersteld. Dit leidt in 2023 tot een fictief rendement van 6,17 procent op de overige beleggingen.
Tarief vermogensbelasting in box 3 moet waarschijnlijk omhoog
Over de rechtvaardigheid van het fictieve rendement op de overige beleggingen zijn al diverse individuele rechtszaken gevoerd. Uit een inventarisatie van Het Financieele Dagblad blijkt dat rechters vaak op lager belastbare bedragen uitkomen, omdat ze bij hun beoordeling vrij nauw willen aansluiten bij daadwerkelijk behaalde rendementen in een bepaald belastingjaar.
De vraag is hierdoor inmiddels of de huidige tussenoplossing voor het fictieve rendement op beleggingen juridisch houdbaar is.
Intussen heeft het kabinet Rutte ook een fors financieel probleem met de vermogensbelasting in box 3. Aanvankelijk zou de nieuwe, definitieve herziening van de vermogensbelasting in 2025 worden ingevoerd, maar zoals aangegeven is dit uitgesteld naar 2027.
De extra kosten van dat uitstel bedragen naar schatting 780 miljoen euro, zo blijkt uit de Voorjaarsnota van het kabinet, die afgelopen vrijdag is gepubliceerd.
Staatssecretaris Van Rij geeft in de Voorjaarsnota aan dat de inkomstenderving "wordt gedekt binnen het box 3-domein". Daar wordt in augustus, dus vóór Prinsjesdag, over besloten.
Aangezien morrelen aan het fictief rendement juridisch riskant is voor de overheid, lijkt het erop dat op korte termijn de enige mogelijkheid om de opbrengst van de vermogensbelasting op te krikken ligt bij een verhoging van het belastingtarief in box 3. Dat tarief ligt dit jaar op 32 procent, maar moet waarschijnlijk verder omhoog om meer inkomsten uit de vermogensbelasting te halen.